Sjaak van der Velden
Eigengereid Historicus, gepensioneerd maar nog niet in ruste
Mijn Blog
Mijn Blog
Blog
De Bloednacht van Kattenburg
Posted on 6 October, 2014 at 9:45 |
Wat was er aan de hand in die nacht van 5 op 6
juli 1911?
Kattenburg, een stuk van het IJ dat in de zeventiende eeuw
is gedempt ten behoeve van de scheepsbouw, staat als buurt al lange tijd bekend
als een roerig stukje Amsterdam. De bevolking keerde zich in de achttiende eeuw
bijvoorbeeld tegen de stadsregenten wat ze de geuzennaam ‘Bijltjes’ opleverde. Die
naam had uiteraard van doen met het gereedschap dat de scheepsbouwers
gebruikten in deze tijd toen de schepen nog alle van hout waren. Ook in de
negentiende eeuw was de buurt het toneel van stakingen zoals die van de
scheepstimmerlieden in 1869 en een aantal werklozenprotesten. Deze sociale
conflicten hadden te maken met de achteruitgang van de traditionele
scheepsbouw. De buurt veranderde daardoor van sociale samenstelling in de
laatste helft van die eeuw. De vaklieden die een schip wisten te bouwen, maakten
meer en meer plaats voor zeelieden en havenarbeiders, aanmerkelijk lager
geschoolde mensen en voor ongeveer de helft afkomstig van buiten Amsterdam.
Er bleef trouwens wel scheepsbouw bestaan op de Oostelijke
Eilanden Wittenburg en vooral Oostenburg, maar dat betrof de bouw van ijzeren
en later stalen schepen. De mensen die daar emplooi vonden, woonden echter meestal
in andere buurten zoals de nieuw aangelegde Czaar Peterbuurt. De Eilanden raakten
in deze tijd ook nog eens overbevolkt. Van ruim 12.000 bewoners in 1869 groeide
het aantal mensen tot ruim 31.000 dertig jaar later. Nieuwe huizen werden in
die jaren nauwelijks gebouwd dus we kunnen wel nagaan hoe de leefomstandigheden
verslechterden voor de bewoners van vooral Kattenburg waar de meeste mensen
woonden.
Om te begrijpen hoe Kattenburg tot de bloednacht kwam, is
het van belang eerst de achtergrond van dat bloedbad te schetsen. Omdat
zeelieden op een internationale arbeidsmarkt opereren, waren vakbonden er al
vroeg van overtuigd dat ze moesten proberen een internationale loonstandaard
voor elkaar te krijgen. Vrij snel na de oprichting van de International
Transportworkers Federation (ITF) in 1896 gingen er stemmen op dat daaraan
moest worden gewerkt. Op een conferentie in 1908 suggereerde de internationale
voorman Havelock Wilson dat die eis aan de reders moest worden gesteld en dat
er anders een staking zou komen. Het duurde nog enkele jaren maar in 1910 vond
men dat het zover was. De bonden stuurden de eisen aan de reders en als er geen
gehoor aan zou worden gegeven, dan zou er een internationale staking van
zeelieden beginnen. Dat is trouwens de tweede bijzonderheid van hoe zeelieden
functioneren op de arbeidsmarkt. Niet allen concurreren ze op internationaal
niveau met elkaar; ze mogen ook geen van allen staken. Het is overal verboden
om het werk aan boord neer te leggen, dat werd en wordt gezien als muiterij
(zij het dan dat het tegenwoordig wel mag als het schip in een haven ligt).
Zeelieden sluiten een contract voor iedere vaart en als hun handtekening
eronder staat dan zijn ze ‘aangemonsterd’ en is de kapitein een soort God aan
boord. Bij een zeeliedenstaking weigeren de stakers dus eigenlijk om aan te
monsteren.
In de aanloop naar de staking die stond gepland voor 14 juni
1911, haakte een aantal landen af. In Duitsland sloten de bonden een naar hun
zeggen goed contract met de reders en in Zweden en Noorwegen durfde de
vakbeweging het conflict niet aan. Maar Nederland, België, Engeland en de VS
zouden het toneel worden van een nog nooit vertoond internationaal
arbeidsconflict.
De vakbeweging van zeelieden in Nederland was verdeeld. In
Rotterdam had je de Volharding die meer op de NVV lijn zat van proberen er het
beste van te maken. In Amsterdam waren de zeelieden lid van de Algemeene
Nederlandsche Zeeemansbond (ANZ). De ANZ volgde meer de NAS-lijn waarbij door
felle, uitbreidende acties snel het kapitalisme omver zou worden gegooid. De
ANZ was als enige lid van de ITF waardoor de Rotterdamse bond niet op de hoogte
werd gesteld van de laatste besluiten en pas in tweede instantie aan de actie
mee kon doen. Maar uiteindelijk begonnen de zeelieden van beide steden op 14
juni aan de aanmonsterstaking. De Amsterdamse bond wilde de strijd fel voeren
en stuurde ook aan op uitbreiding naar andere delen van de vervoerssector. Wat
ook gebeurde toen de havenarbeiders zich twaalf dagen later bij het conflict
aansloten. Uit solidariteit maar ook met eigen eisen.
Er kwamen onderkruipers uit alle windstreken. Uit Duitsland,
uit Groningen, Volendam en China; de rederijen haalden ze overal vandaan om de
voortgang van het bedrijf zeker te stellen. Dat lukte ook aardig getuige het
feit dat de meeste schepen ondanks de staking uitvoeren. Rond de rellen trad de
overheid hard op want zoals nog steeds gezegd wordt: zonder transport staat
alles stil. En dat moet voorkomen worden. Kwam dat even goed uit, Kattenburg
ligt naast een marine complex waar ook mariniers gelegerd waren. Dus nu de nood
aan de man was, kwamen die het terrein af en posteerden zich dreigend tegenover
de stakende zeelieden en hun aanhang. In de nacht van 5 op 6 juli werd er flink
geschoten waarbij havenarbeider Johannes Homma zo ernstig werd gewond dat hij
in het ziekenhuis overleed. Bloed kleefde aan de straten van Kattenburg, de
Bloednacht.
Ondanks het felle verzet van de Kattenburgers legden de een
na de ander het hoofd in de schoot. Eerst gingen de havenarbeiders en
vervolgens op 10 augustus de zeelieden weer aan het werk. Hun stakingen waren
volledig verloren. In Rotterdam was de afloop anders. De bond daar sloot al na
twee weken een compromis met de reders, de lonen gingen omhoog en er kwam een
heuse cao. Een collectief contract dat in later jaren maatgevend werd ook voor
de Amsterdamse rederijen zodat de zeelieden daar alsnog ook hun loonsverhoging
kregen.
Veertig jaar na de staking schreef volksschrijver Jan Mens
een roman over de zeeliedenstaking van 1911 waarin hij alle tegenstellingen
voorbij liet komen. Die tussen reders en zeelieden, onderkruipers en stakers,
gematigden en revolutionairen, stakers en politieagenten/mariniers. En met deze
roman begonnen wij op 5 oktober onze wandeling over de eilanden. Op de
Oesjesduiker (toen brug) mijmerde de hoofdpersoon van het boek, Jan Goedvolk,
in 1911 over een andere wereld. Hoe de slechte leefomstandigheden konden
veranderen als iedereen maar het werk neer zou leggen en de arbeiders
gezamenlijk strijd zouden voeren.
Daarna liepen we door naar Oostenburg waar de poort van de
Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij uit 1896 nog staat tegenover het huis
aan de Conradstraat waar delen van de film Ciske de Rat zijn opgenomen. Via de
geklonken Werkspoorbrug, de Ezelsbrug en de Jan Witheijnstraat (de reder die
zijn naam aan Wittenburg gaf) liepen we terug naar Kattenburg. Daar herinnert
niets meer aan het buurtje waar Homma aan zijn einde kwam. Het Mariniersplein
bestaat niet meer en de straten Kleine en Grote Kattenburgerstraat zijn
opgegaan in de racebaan die nu als Kattenburgerstraat door het leven gaat. Maar
er valt tijdens zo’n wandeling toch een hoop te vertellen en te mijmeren.
Teruggekomen op het Kattenburgerplein voor café Daan &
Daan eindigde de wandeling bij de putdeksels die daar de herinnering levend
houden aan het roerige verleden van Kattenburg. Een van die deksels vertelt het
verhaal van de Bloednacht. |
Categories: Vragen van deze tijd
Categories
/