Sjaak van der Velden
Eigengereid Historicus, gepensioneerd maar nog niet in ruste
Mijn Blog
Mijn Blog
Blog
Een half leven achter de rug. Achteruitgang of vooruitgang?
Posted on 15 April, 2014 at 3:44 |
Deze maand word ik zestig jaar. Een mooie aanleiding om eens
een blik terug te werpen. Ook om er iets van te leren, want laten we eerlijk
zijn, ik heb nog een rukkie te gaan en dan is het misschien geen kwaad idee om
te leren van de eerste helft. Opgroeien in een achterstandswijk rond 1960 Er is veel veranderd in die zes decennia. Toen ik werd
geboren woonde ik met mijn vader en moeder de eerste tijd in een kamertje bij
opoe op zolder in de Compagniestraat. Aan de rechterkant, ongeveer ter hoogte van de lantaarnpaal
werd ik vier jaar later op nr. 21c geboren. Later verhuisden we naar een woning op de tweede verdieping
van een huis aan de Achterhaven. Dat was een zogenaamde voor-tussen-achter
woning waarvan er in Rotterdam rond 1900 vele tienduizenden waren gebouwd. Een
douche hadden we de eerste jaren niet, die kwam toen ik een jaar of 6 was.
Daarvoor gingen we eens in de week in de teil. En er kwam niet alleen een
douche, maar er kwamen ook twee broertjes en twee zusjes bij. Een zusje
overleed al na een week, maar verder woonden we dus zo rond 1960 met zijn
zessen op een oppervlakte van ongeveer 43 vierkante meter.
En voor ik het vergeet, een veranda hadden wij niet. Maar wel een kamertje op
zolder waar mijn vader wat gereedschap had en in de winter houtjes werden
gehakt om de kolenkachel aan te steken. Onder ons woonde de familie Talle, boven het echtpaar De
Nobel. Onder de Talle's zat de opslag van wat wij de papierfabriek noemden. Als je er zo op terugkijkt dan waren het toch wel armoedige
toestanden. Maar heb ik daar nou onder geleden? Nee hoor, ik heb een heerlijke
jeugd gehad. In dat kleine hok maakte onze moeder er iets gezelligs van, als
het even kon dan speelde ik buiten en struinde de buurt af, er woonde veel
familie in de buurt en ik wist niet beter. Ik had er geen benul van dat er
rijke mensen bestonden die grote huizen met tuinen hadden. Vergeet niet dat er
ook nog geen televisie bestond. Dus dat het leven er heel anders uit kon zien,
werd ook niet iedere dag de woonkamer ingezonden. Eens in het jaar gingen we
met het gezin een week naar een vakantiehuisje van de PTT en omdat ik bij de
padvinders zat, mocht ik ook een week op kamp. Dat waren heerlijke momenten en
als je dan met de bus terugkwam, rook je als eerste de sodafabriek. Heerlijk,
thuis. Toen ik negen was, verhuisden we naar een grote
benedenwoning een straat verder. Aan de Havenstraat kwam een begane grondwoning
van een huis uit rond 1850 vrij (de enige van mijn jeugdwoningen die er nog
staat) en door bemiddeling van de katholieke kerk verhuisden we daarheen. Hoe?
Wel op een zaterdag duwde mijn vader, geholpen door zijn broer Hans, de spullen
in een handkar de dijk op terwijl ome Koos het behangen voor zijn rekening nam.
Veel was het niet en ze waren dan ook zo klaar. Daar, in dat nieuwe huis
leefden we heel wat ruimer. Het staat tegen een dijk, dus als je aan de straat
naar binnen ging dan kon je binnen nog twee trappen naar beneden. Halverwege
zat de keuken met uitzicht op langslopende benen en helemaal beneden een tuintje.
We gingen weer wekelijks in de teil want er was wel een badkamer in dat huis
maar daar was het zo koud en in zo’n bad gaat zo veel water dat een teil voor
de kachel gunstiger was. Nog weer later verhuisden we naar Ommoord, een nieuwbouwwijk. Van de
woningbouwvereniging kwam een opzichter langs om te kijken of we geen asocialen waren.
Mijn vader werd goedgekeurd en we mochten naar een eengezinswoning. Zo ging dat
toen en we waren niet de enigen. Tienduizenden arbeiders/werknemers/ambtenaren
verhuisden naar de buitenwijken. Omdat ze vluchtten voor de buitenlanders zoals
nu wel eens wordt beweerd? Nee hoor, gewoon omdat ze een prettiger leven voor
zichzelf en hun kinderen wilden. En dat betekende onder andere wonen in een
huis met voor die tijd moderne voorzieningen, een voor- en een achtertuin en
geen industrie om de hoek. Verheffing van de arbeiders en materiële vooruitgang Ondertussen groeiden wij, de kinderen, groter. Ik ging naar
het gymnasium en ruilde die later in voor de HBS. Wat echter een constante was,
was dat mijn ouders me stimuleerden om hoger onderwijs te volgen. Mijn vader
had zelf niet meer dan de ambachtschoool en wilde dat zijn kinderen verder
zouden komen. Mijn opa die al op zijn 12 bij een baas was gaan werken,
bestookte me met boeken zoals de Gouden Horizon Encyclopedie die ik in
delen van hem kreeg. Een mooi middel tot verheffing En zo was de hele sfeer in de maatschappij. Iedereen in het
onderwijs, in het clubhuis, in de familie en waar dan ook promootte dat
arbeiderskinderen zich zouden ontwikkelen. Was er vroeger misschien wel eens
een houding vanuit bijvoorbeeld de kerk geweest van ‘als jij ze arm houdt, dan
houd ik ze dom’ (hiervan zou ik trouwens wel eens een bronvermelding willen zien)
dat was nu zeker niet meer het geval. Het laat negentiende eeuwse
verheffingsidee doordesemde de hele maatschappij. Mijn ouders met niet veel opleiding wisten perfect wat goed
was voor hun kinderen: duidelijke opvoedregels en een goede opleiding. En dat
was een breed gevoel in die jaren. Ik herinner me dat ik op mijn 17e vage
plannen had om met school te stoppen. Lekker van de HBS af. Werken in de haven
tussen de stoere mannen en geld verdienen. Hoe mijn ouders hierover dachten,
hoefde ik niet eens te vragen. Maar een neef met wie ik op voetbal zat,
verklaarde me voor gek en ook de mannen van het bedrijf in de Botlek waar ik
een vakantiebaantje had, vroegen of ik van de pot gepleurt was. Ik kon beter en
moest die kans grijpen, vond iedereen. Ik was gelukkig gauw overtuigd. Grote
delen van de groepen die moesten worden verheven, zagen dit inmiddels ook in en
daar hebben kinderen als ik de vruchten van geplukt. In 1972 begon ik namelijk
als eerste in de familie aan een universitaire studie. Geschiedenis in Leiden
en behoorlijk fanatiek actief in de studentenbeweging, op lokaal niveau via
Stads- en muurkrant en was er ergens een demonstratie? In Kalkar, Nijmegen, Amsterdam, Utrecht of Doel? Sjaak stond vooraan. Heerlijk leven van een volledige beurs en
met dat geld proberen de wereld te veranderen. Dat was een cadeautje dat veel
van mijn generatie- en klassegenoten in de schoot geworpen kregen. Later heb ik
als zelfstandig aannemer en kroegbaas trouwens weer flink wat geld in de
belastingpot gestopt, maar dat terzijde. Natuurlijk was het ook zo dat de ontwikkeling van de
economie meer hooggeschoolden nodig had. Maar daar hebben wij dan toch maar
mooi van geprofiteerd. En daardoor leiden velen van mijn generatie nu een heel
ander leven dan onze ouders (en wijzelf dus ook) in de jaren vijftig-zestig. Ik
ga als ik dat wil een paar keer per jaar op vakantie, heb een eigen huis, ga
vaak uit eten, als de zon schijnt zitten we op een terras, als ik het koud heb
dan gaat de cv aan, en douchen doe ik dagelijks. In een halve eeuw is er veel
veranderd voor een jochie dat is geboren in een jaren vijftig Rotterdamse
achterbuurt. En ik geloof niet dat ik de enige ben. Daarom kan ik soms
behoorlijk boos worden als er in de politiek en de media wordt gesuggereerd dat
de babyboomers de maatschappelijke rijkdom opeten en jongeren het nakijken
hebben. Wij gingen in het begin nog zes dagen per week naar school, de eerste
keer dat ik naar het buitenland ging was een dagje Antwerpen op mijn 16e en nu
zie ik om me heen dat de nog ouderen maar ook veel leden van mijn generatie worden
ingezet als goedkope oppas voor de mensen van de bakfietsgeneratie. Je weet
wel, die mensen die een kind nemen, het ‘s ochtends in een bakfiets gooien en
naar de buitenschoolse opvang (of opa en oma natuurlijk) brengen om aan de
eigen carrière te werken en het kind dan weer ophalen om magnetronvoer te
nassen. Of overdrijf ik? Nou dan, zo is het ook onzin om af te geven op ouderen
die volgens de politieke goegemeente de pot verteren. Natuurlijk bestaat er armoede. Armoede is namelijk een relatief begrip. Als je nu geen televisie of computer hebt, beschouwen we zo iemand als arm. En terecht. Het geeft echter ook aan dat armoede altijd bestaat omdat de normen veranderen en er naar anderen wordt gekeken. Vandaar dat er mensen met een auto hun pakket bij de voedselbank op kunnen halen en volgens de normen toch arm zijn. Maar het gaat ook om veranderingen in de tijd. Afgezien van hedendaagse problemen kunnen we toch
wel stellen dat de mensheid er heel wat beter aan toe is dan een halve eeuw
geleden. De kindersterfte is fors gedaald; in 1960 gingen er op deze aarde 20
miljoen kinderen voor hun vijfde verjaardag dood. In 2007 waren dat er nog 9,2
miljoen. Dat zijn uiteraard 9,2 miljoen te veel verschrikkelijke ervaringen
voor de ouders, maar in breder perspectief is de kindersterfte dus enorm
gedaald. En als we deze afzetten tegen de hele wereldbevolking dan is de
kindersterfte nog maar iets meer dan een tiende van die in 1960. Een hele
vooruitgang. Zo is het ook met de algehele levensverwachting. Toen ik werd
geboren was de verwachting dat ik 70 jaar zou worden, een jongetje dat nu wordt
geboren kan gemiddeld rekenen dat hij nog ruim 79 jaar meegaat. En die toename
van de levensverwachting is al die jaren doorgegaan, of er nou een economische
crisis was of niet. Maar wacht, er zijn toch verschillen tussen arm en rijk,
mensen met alleen lagere school en universitair geschoolden? Dat is waar, maar
voor alle groepen is de levensverwachting gegroeid. Hetzelfde geldt wereldwijd.
Ondanks alle problemen neemt overal de levensverwachting toe. Nou wil ik niet bagatelliseren dat er grote problemen zijn.
Vaak zijn die problemen zoals honger trouwens het resultaat van politieke
conflicten. Ik kan me nog de acties voor Biafra en Bangladesh herinneren, dus
dat was toen al zo. Maar ja, voor de mensen die erdoor worden getroffen maakt
dat niet veel uit. Honger is honger. Iets soortgelijks lijkt aan de hand met
oorlogsdoden. We maken nu de verschrikkingen in Syrië dagelijks mee waar vele
duizenden doden zijn gevallen, maar de trend over de afgelopen halve eeuw laat
een gunstiger beeld zien. Overigens is die recente ontwikkeling geen garantie voor de
toekomst, dat begrijp ik ook wel. Wie in 1913 een soortgelijk overzicht had
gemaakt, kwam een paar jaar later bedrogen uit. Dat er vooruitgang is, wil nog
niet zeggen dat het een automatisme is. Iedere dag moet ervoor worden gewaakt.
Dat laat de geschiedenis ook zien. Iets dergelijks geldt voor de loonontwikkeling. Uit
officiële statistieken blijkt dat de Nederlandse werknemers tijdens de crisis
van de jaren 70-80 tientallen jaren op de minlijn hebben gezeten en tijdens de
huidige crisis is dat weer het geval (ik kom hier in een volgende blog nog wel
eens op terug). Dat is een kwestie van machtsverhoudingen in de maatschappij en
werknemers en hun vakbonden moeten daarom waakzaam zijn. Maar zelfs zo’n
nullijn betekent nog niet perse dat mensen er slechter van worden. Als de reële
lonen in geldwaarde dalen, dan kan het nog steeds zo zijn dat door verhoogde
productiviteit mensen meer waar voor hun geld krijgen. Gemiddeld hebben
werknemers dus tegenwoordig een heel wat rijker leven dan in de jaren dat ik
opgroeide. Dat was zelfs zo in tijden dat hun loon op de minlijn zat. Over het
algemeen betekent dit natuurlijk wel dat de werkgevers er nog beter van zijn
geworden. Geen gezeik iedereen rijker, maar het gevoel is niet goed want de rijken
zijn nog rijker. Alles bij elkaar kan ik dus – terugkijkend op een halve eeuw
leven – niet anders concluderen dan dat we, ik in ieder geval en met mij zeer
velen over de hele wereld, er flink op vooruit zijn gegaan. Toch heerst er onvrede Als we zo’n grote materiële en veiligheidsvooruitgang achter
de rug hebben waarom lijken veel mensen dan toch vaak zo ontevreden? Daar
spelen misschien meerdere factoren een rol in. Toen ik klein was verdiende in het gemiddelde gezin één
persoon het gezinsinkomen, tegenwoordig zijn er twee of anderhalf voor nodig.
Iets waar mijn vader trouwens in 1970 voor waarschuwde toen we discussieerden
over de vraag of vrouwen meer moesten gaan werken. Hij was in dit opzicht een
ouderwetse man die erop wees dat jarenlang in de kranten was gewezen op het
afschrikwekkende voorbeeld van Rusland waar de vrouwen moesten werken. En nu zouden ze hier ineens ook bij een baas aan de
slag moeten? Of zoals hij zei: ‘nu willen ze, en over een tijdje moeten ze om
samen genoeg te verdienen.’ Hij had alleen ambachtsschool, maar blijkbaar een
scherp economisch inzicht. Maar er zijn meer dingen veranderd. Toen ik klein was, hing
er bij veel voordeuren een touwtje uit de brievenbus zodat je makkelijk naar
binnen kon. Ja, mensen dat was de grote stad anno 1960. Wie zou het nu nog
durven? In het jaar dat ik werd geboren veroordeelden de Nederlandse rechters
39 personen wegens moord/doodslag; dat waren er in 2010 820. De neiging die veel mensen spontaan hebben, is om de
toename van het aantal moorden toe te schrijven aan de migranten. Inderdaad waren
die er in 1954 niet zo veel, sterker nog in die jaren stimuleerde de overheid
dat mensen juist emigreerden. Opgeruimd staat netjes want Nederland is vol en
we hebben niet genoeg werk voor al die 10,5 miljoen mensen die er toen waren. Logisch
dat er weinig immigratie was. In de stad merkte je uiteraard wel dat er meer
mensen waren dan de blonde reuzen met blauwe ogen uit de Germaanse mythologie.
Naast ons woonden enkele tientallen Ambonezen en in de klas hadden we een
zwarte jongen (geen idee waar hij vandaan kwam, hij heette gewoon Henkie), maar
daar keek eigenlijk niemand van op. We speelden gewoon met elkaar zoals
kinderen dat doen. De migratie was nog steeds vooral naar buiten gericht zoals
dat al sinds het begin van de eeuw het geval was geweest. Maar daar kwam verandering in. Al aan het eind van de jaren
vijftig (hetzelfde decennium waarin dus mensen werd geadviseerd hun heil elders
te zoeken) kwamen de eerste gastarbeiders hierheen. Eerst Spanjaarden en andere
Zuid-Europeanen, maar later ook van verder. Uit Marokko en Turkije. Tussen 1965
en 2012 immigreerden per saldo 375.000 mensen uit beide landen naar Nederland. Doordat
zij hier ook gezinnen hebben gevormd wordt nu door het CBS wel berekend dat er
369.000 Marokkanen en 395.000 Turken van de eerste en tweede generatie wonen.
Twee miljoen van de 16,8 miljoen inwoners van Nederland behoren volgens die
cijfers tot de eerste en tweede generatie niet-westerse allochtonen. Een forse
groep. Maar verklaart die migratie de toenemende criminaliteit? Het
is oude wijsheid dat criminaliteit onder migranten vaak hoger is dan onder de
gevestigden. Een deel van hen ontwortelt en laat ook de eigen sociale normen en
waarden vallen. Maar waarom de criminaliteitscijfers dan niet gelijkelijk en
naar rato over de migrantengroepen zijn verdeeld? In ons land zijn het vooral
Marokkanen en Antillianen die een verhoogde kans hebben om hetzij slachtoffer
hetzij dader te zijn. Het relatief hoge aandeel van Antillianen wordt door
onderzoekster Marion van San dan weer toegeschreven aan het machogedrag dat in
de opvoeding wordt bevorderd. Religie speelt hier dus in ieder geval geen rol
want Marokkanen zijn in meerderheid moslim en Antillianen christen. Geen enkele verklaring is tot op heden afdoende getoetst,
hoewel er ook wel een relatie tussen stijgende criminaliteit en televisie is
gesuggereerd. Door de televisie hebben mensen weet van de rijkdom die anderen
hebben en dat maakt jaloers en begerig. Zo luidt althans de verklaring voor de
toenemende criminaliteit in de Verenigde Staten van Amerika. Die stijging
volgde daar de invoering van televisienetten die niet voor alle Staten tegelijk
plaatsvond. Bij iedere verklaring geldt uiteraard dat het slechts een
deel van het verhaal is. En we mogen nooit vergeten dat het veruit grootste
deel van welke groep dan ook zich niet bezighoudt met moord of doodslag en
criminaliteit in het algemeen. Dat maakt de verklaringen vanuit economische
conjunctuur of armoede ook zo verdacht. Waarom doet de een het wel en de ander
die in dezelfde omstandigheden leeft niet?
Een verklaring voor de bovenmatige criminaliteit onder bepaalde groepen
heb ik niet, maar wel heeft deze ontwikkeling bij mij allerlei andere zekerheden
ook weggehaald. Het was vroeger namelijk allemaal zo duidelijk voor ons
linkse studenten. We vonden het vanzelfsprekend dat sommige mensen crimineel
zijn. Daarmee reageren ze op onderdrukking, armoede of racisme. Eigenlijk is
het dus een beetje eigen-schuld-dikke-bult voor de slachtoffers. Waarbij wordt
vergeten dat de meeste slachtoffers uit de eigen groep voortkomen. Juist omdat
er zat mensen zijn die ook een armoede achtergrond hebben of een rotte jeugd
hebben gehad maar toch niet crimineel zijn, vind ik die simpele
sociaaleconomische verklaring niet meer acceptabel. Sommige burgers zijn vaker
crimineel dan anderen. Misschien komt dat door biologische aanleg? Maar daarvan
wilden we ook niet dat het werd onderzocht (de Buikhuisen affaire).
Tegenwoordig vind ik dat criminaliteit moet worden aangepakt met alle de
maatschappij ten dienste staande middelen. Waar mogelijk preventie en anders
straffen. Simpel zat. Er zijn mensen die het racistisch vinden om de etnische
achtergrond van criminelen te benoemen. Daar kan ik in meegaan. Een eikel is
een eikel en moet uitsluitend op dat eikelgedrag worden beoordeeld. Maar dan moet
er ook geen doelgroepen beleid meer op basis van etniciteit worden gevoerd.
Hooguit op sociaaleconomische positie, want arm is arm of je nou zwart of blank
bent. Dus niet meer die zottigheid zoals nog niet zo lang geleden wel gebeurde dat
mensen op hun afkomst werden beoordeeld en soms bevoordeeld. Ik heb voor een
Marokkaanse buurman eens een brief van zijn advocaat vertaald. Wat was het
geval? Zijn vrouw wilde van hem scheiden, maar zijn advocaat beriep zich in
zijn verweer tegen de scheiding op de Marokkaanse wetgeving. Voor een
Nederlandse rechter! De grote mars door de instituten Zou het kunnen zijn dat het loslaten van sommige normen en
waarden te maken heeft met iets heel anders? De jaren van de toenemende
migratie waren ook de jaren dat de mannen en vrouwen van mijn generatie en een
slagje ouder hun mars door de instituten maakten. We hadden eerst hard geroepen
dat alles anders moet, en kwamen vervolgens her en der aan de bak in
beleidsfuncties, het onderwijs en stadsbesturen. Daar konden ze laten zien dat
hun voorgangers het altijd fout hadden gedaan. Verheffing van de arbeiders?
Welnee, wat een bijna analfabete medeburger vond, is toch zeker evenveel waard
als wat een professor over hetzelfde onderwerp denkt. Ze zijn toch allebei
mensen! De taal goed leren? Hoezo, als je je maar verstaanbaar kunt
maken. Probeerde de arbeidersbeweging vroeger haar leden maar eigenlijk de hele
bevolking op het niveau van de maatschappelijke en culturele elite te brengen,
nu werd dat ideaal verlaten. Alle opvattingen en ideeën werden als even
waardevol gezien. Wil iemand niet meedoen aan hoe bepaalde normen en waarden
zich hebben ontwikkeld? Ook goed joh, wat jij wilt. Typerend voor die houding
was het overigens ook door mij prachtig gevonden nummer van Pink Floyd met de
woorden ‘We don’t need no education, we don’t need no thought control.’ De
eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vroege SP dat toen scherp zag. In de
Tribune werd er op gewezen dat dit makkelijk zingen was voor jongens die zelf
goede opleidingen hadden gevolgd of waren begonnen. Maar wat met de kinderen
uit de arbeidersklasse die geen carrière in de muziek konden maken? Het zou trouwens nog gekker worden. Op een gegeven moment
hoorde je mensen uit de gegoede burgerij zelfs een beetje liefdevol praten over
‘streetwise’ kinderen. Het leek bijna of ze die kinderen juist meer waard
vonden. Brutaal, al licht crimineel, spijbelen, raar taaltje praten, het kon de
dames en heren niet gek genoeg zijn. Hun eigen kinderen deden ze natuurlijk bij
voorkeur op het categoraal gymnasium. In plaats van die streetwise kinderen in
het juiste spoor te krijgen zoals het oude verheffingsideaal luidde, werden ze
aan hun lot overgelaten. Dat hele cultuurrelativisme heeft mij ook wel een
tijdje in haar greep gehad, maar inmiddels denk ik dat degenen die daar het
meest de dupe van zijn de mannen en vrouwen, jongens en meisjes zijn die niet
de kans hebben om buiten hun eigen kring te kijken. Natuurlijk speelt bij
sommige cultuuruitingen smaak een rol, maar ik denk tegenwoordig toch dat een
compositie van Tsjaikovski hoger staat dan het gejatte kattengejank van Hazes
al schijn je van dat laatste ook te kunnen genieten. Iets soortgelijks geldt
voor de vraag of meisjes onderwijs mogen volgen of niet. Daar is maar één
antwoord op mogelijk. Punt uit. Iedereen die vindt dat ze dat niet mogen staat
op een lagere evolutionaire trede. Over besnijdenis van meisjes wil ik het dan
niet eens hebben. En nee dat is niet te vergelijken met de vrijwillige
aantasting van het menselijk lichaam die meisjes op grond van een
schoonheidsideaal ondergaan. Die zijn stom, maar niemand dwingt ze. De meisjes
die op zeer jonge leeftijd tot bloedens toe worden besneden, hebben geen keus. En
dat hadden we nooit mogen vergoelijken met het feit dat dit nou eenmaal bij
‘hun’ cultuur hoort. Het is al erg genoeg dat die cultuur in sommige landen
dominant is. Het idee dat alle culturen dezelfde waarde hebben, heeft meer
kwaad gedaan dan het oude paternalisme van mensen die de minder bedeelden
wilden verheffen. Afscheid van absolute waarheden Dit gezegd hebbende komt er wel een probleem voor mij
persoonlijk om de hoek. Het lijkt nu namelijk alsof ik denk dat er absolute
waarheden bestaan omdat ik de ene waarheid hoger stel dan een ander idee. Toen
ik jong was ben ik opgevoed met de absolute zekerheden van de katholieke kerk.
Waartoe zijn wij op aarde? Om God te dienen en in het hiernamaals gelukkig te
worden. Dat was nog eens duidelijk. Daarna raakte ik via de Oranje Vrijstaat in
de kringen van het maoïsme verzeild (hoe is het mogelijk, van vrijheid-blijheid
naar kadaverdiscipline). Daar waren de zekerheden ook ruim voorhanden. De
absolute waarheden van Marx-Engels-Lenin-Stalin en Mao zorgden weer voor
duidelijkheid. Het idee was simpel: We wonen hier in een kapitalistische rot
wereld, maar in China is men onder leiding van de communistische partij tenminste
het ware socialisme aan het opbouwen. En dat mag wat kosten, ook aan
mensenlevens. Al na korte tijd raakte ik ervan overtuigd dat het alles in
dienst stellen van een betere wereld slechts kan leiden tot terreur.
Filosofisch vond ik al gauw (zeker na het lezen van het prachtige boek Dialectiek
zonder dogma van de Oost-Duitse chemicus Robert Havemann) dat absolute
zekerheden niet bestaan. Dus weg met alle gedoe over een partij die namens de
werkende mensen de macht over wil nemen en vervolgens alle tegenstanders om
zeep mag helpen voor het hoge doel van het socialisme. Ook de gedachten van de
tijdens een interne partijstrijd aan de kant gezette Trotzki deden er voor mij
niet meer toe. Wel bleef ik ervan overtuigd dat er heel veel onrechtvaardige
verhoudingen bestaan die moeten worden veranderd. Een deel van die strijd wordt
in de klaslokalen gevoerd. Slimmere mensen verdienen meer, leven langer en zijn
misschien ook wel gelukkiger. De linkse goegemeente moet volgens mij het
verheffingsideaal weer omarmen. Niet om absolute waarheden in de mensen te
proppen, maar om duidelijk te maken dat veel zaken relatief zijn. De mensheid
is juist gebaat bij relativering en twijfel maar om dat in te zien is kennis
nodig. Mijn huidige twijfel heeft ook te maken met het feit dat
dingen altijd anders lijken uit te pakken dan ze zijn bedoeld. Ik weet nog dat
we in de studentenbeweging streden voor een studie in dienst van het volk. Het
moest afgelopen zijn met het gehobby van professoren die maar onderzoek deden
naar wat ze toevallig leuk vonden. Nee, de universiteit moest maatschappelijk
relevant worden. Wij vonden dat onderzoek en onderwijs ten dienste moesten
staan van de strijd van het volk voor een rechtvaardiger wereld. Nou, we hebben
onze zin gekregen. Tegenwoordig is Valorisatie het toverwoord bij de toekenning
van geld voor onderzoek. Alleen betekent het in de praktijk vooral dat
universitair onderzoek moet aansluiten op de wensen van het bedrijfsleven. Maar
onze maatschappelijke relevantie hebben we gekregen. En zo pakt een goed
bedoeld idee heel anders uit dan de bedenkers voor ogen stond. Jammer dan, maar
wel leerzaam. Waak u voor mensen die het allemaal zeker weten want aan het eind
van de rit klopt er niet veel van. Toch bleef ik lang in de stand staan dat wat mijn
geestverwanten beweerden waar was. Inmiddels stel ik vraagtekens bij alle
onheilstijdingen. Gaat de wereld aan opwarming ten onder? Maar in het verleden
is het toch zowel veel kouder als veel heter geweest? Toch bestaat de wereld
nog. Is straling echt zo gevaarlijk dat we moeten protesteren tegen zendmasten?
Maar waarom loopt iedereen, ook de actievoerder dan de godganse dag met een
mobiel aan het oor? Is het voedsel slechter dan vroeger? Waarom leven we dan
langer en geloof je nou echt dat de slager die met zijn handen in het gehakt
staat te graaien hygiënischer werkt dan de industrie? Is de zorg slechter dan
ooit? Toen mijn moeder in 1966 overleed, lag ze op een ziekenhuiszaal met 19
andere vrouwen. Wie kan mij een hedendaags ziekenhuis met zulke grote zalen
aanwijzen? Toen in die jaren mijn tante Marie en ome Jan naar een
bejaardentehuis gingen, moesten ze apart gaan slapen op zalen. Waar gebeurt dat
nu? En waar zijn de plannen om dat weer in te voeren? Mijn vader is een paar
jaar geleden overleden. Hij ging naar een tehuis voor mensen die nog maar een
paar weken te leven hebben. Daar heeft hij acht maanden gelegen, in een eigen
kamer, maar ik heb nooit gehoord dat hem werd gevraagd op te krassen. Toen ik
twee jaar geleden medicijnen nodig had waarmee in een klap mijn jaarpremie was besteed,
werden deze gewoon verstrekt. Half vol of half leeg Denk ik inmiddels dat er geen problemen meer zijn en alles
koek en ei is? Nee hoor, ik zie zat problemen. Grote en kleine. De veiligheid
in de voedselindustrie staat voortdurend onder druk als er geen goede controle
is omdat het de producenten natuurlijk in de eerste plaats om geld verdienen te
doen is. Dus als ze niet worden gedwongen, keren ze zomaar terug naar de
negentiende eeuwse knorren die aangespoelde kadavers door het gehakt maalden.
Ook zijn er problemen met de integratie van groepen migranten en het heeft
weinig zin om tegen de mensen die deze problemen ondervinden te zeggen, dat het
probleem over drie generaties over is. Daar hebben zij niets aan. Problemen
moeten nu worden aangepakt in het belang van de mensen die nu leven. Dat geldt
ook voor criminaliteit. Het lijkt wel eens de omgekeerde wereld. Als iemand
slachtoffer is, wordt nogal eens gezegd ‘ja, had je maar je deur op slot moeten
doen, je fiets vast moeten zetten of niet zo’n kort rokje moeten dragen.’ Zou het
niet een betere reactie zijn om te zeggen: ‘inderdaad ze moeten van je spullen
en lijf afblijven’? Als ik lees hoe de inkomens en vermogens in de wereld zijn
verdeeld, dan zijn er ook op dat gebied nog heel wat stappen te zetten. Overigens
zijn veel linkse politici op dit gebied dan wel weer ongelofelijke lafbekken.
Schelden op grootverdienende bankiers en managers doen ze met plezier. Maar wie
durft hetzelfde te zeggen over de handelaren in brood en spelen, de topsporters
of artiesten? Nee, dan houden ze hun mond want het kiezersvolk zou wel eens
kunnen gaan morren. Ik heb die zetelangst gelukkig niet dus ik kan vrijuit
zeggen dat er een eind moet komen aan de ongelijke verdeling van inkomens en
vermogens voor zover die het resultaat van hard werken te boven gaat. Maar dat neemt allemaal niet weg dat ik denk dat de wereld
enorme sprongen vooruit heeft gemaakt tijdens mijn leven. Die vooruitgang is
trouwens voor een deel (hoe groot is moeilijk te meten) het resultaat van de
strijd van miljoenen voor een beter leven. Iets om trots op te zijn voor
vakbonden en actiegroepen. Er is veel vooruitgang geboekt, laten we daar blij
om zijn en eraan werken dat het nog beter wordt. In een hoek gaan zitten
jeremiëren dat we met zijn allen te gronde gaan heeft niet zoveel zin. Trots en
met erkenning van wat we als mensheid allemaal hebben bereikt zou ik zeggen dat
we verder vooruit moeten gaan. Zoals die bolle pad altijd schrijft: ‘het leven
is mooi’ en ik zou willen zeggen ‘het glad is halfvol, laten we het verder
vullen’. |
Categories: Vragen van deze tijd
Categories
/