Sjaak van der Velden

Eigengereid Historicus, gepensioneerd maar nog niet in ruste

Mijn Blog

Blog

Een half leven achter de rug. Achteruitgang of vooruitgang?

Posted on 15 April, 2014 at 3:44
 
Deze maand word ik zestig jaar. Een mooie aanleiding om eens een blik terug te werpen. Ook om er iets van te leren, want laten we eerlijk zijn, ik heb nog een rukkie te gaan en dan is het misschien geen kwaad idee om te leren van de eerste helft.
 
 
Opgroeien in een achterstandswijk rond 1960
 
Er is veel veranderd in die zes decennia. Toen ik werd geboren woonde ik met mijn vader en moeder de eerste tijd in een kamertje bij opoe op zolder in de Compagniestraat.

 

 












Aan de rechterkant, ongeveer ter hoogte van de lantaarnpaal werd ik vier jaar later op nr. 21c geboren.

 
Later verhuisden we naar een woning op de tweede verdieping van een huis aan de Achterhaven. Dat was een zogenaamde voor-tussen-achter woning waarvan er in Rotterdam rond 1900 vele tienduizenden waren gebouwd. Een douche hadden we de eerste jaren niet, die kwam toen ik een jaar of 6 was. Daarvoor gingen we eens in de week in de teil. En er kwam niet alleen een douche, maar er kwamen ook twee broertjes en twee zusjes bij. Een zusje overleed al na een week, maar verder woonden we dus zo rond 1960 met zijn zessen op een oppervlakte van ongeveer 43 vierkante meter. En voor ik het vergeet, een veranda hadden wij niet. Maar wel een kamertje op zolder waar mijn vader wat gereedschap had en in de winter houtjes werden gehakt om de kolenkachel aan te steken.
 

 

 
Onder ons woonde de familie Talle, boven het echtpaar De Nobel. Onder de Talle's zat de opslag van wat wij de papierfabriek noemden.

 
 

Als je er zo op terugkijkt dan waren het toch wel armoedige toestanden. Maar heb ik daar nou onder geleden? Nee hoor, ik heb een heerlijke jeugd gehad. In dat kleine hok maakte onze moeder er iets gezelligs van, als het even kon dan speelde ik buiten en struinde de buurt af, er woonde veel familie in de buurt en ik wist niet beter. Ik had er geen benul van dat er rijke mensen bestonden die grote huizen met tuinen hadden. Vergeet niet dat er ook nog geen televisie bestond. Dus dat het leven er heel anders uit kon zien, werd ook niet iedere dag de woonkamer ingezonden. Eens in het jaar gingen we met het gezin een week naar een vakantiehuisje van de PTT en omdat ik bij de padvinders zat, mocht ik ook een week op kamp. Dat waren heerlijke momenten en als je dan met de bus terugkwam, rook je als eerste de sodafabriek. Heerlijk, thuis.
Toen ik negen was, verhuisden we naar een grote benedenwoning een straat verder. Aan de Havenstraat kwam een begane grondwoning van een huis uit rond 1850 vrij (de enige van mijn jeugdwoningen die er nog staat) en door bemiddeling van de katholieke kerk verhuisden we daarheen. Hoe? Wel op een zaterdag duwde mijn vader, geholpen door zijn broer Hans, de spullen in een handkar de dijk op terwijl ome Koos het behangen voor zijn rekening nam. Veel was het niet en ze waren dan ook zo klaar. Daar, in dat nieuwe huis leefden we heel wat ruimer. Het staat tegen een dijk, dus als je aan de straat naar binnen ging dan kon je binnen nog twee trappen naar beneden. Halverwege zat de keuken met uitzicht op langslopende benen en helemaal beneden een tuintje. We gingen weer wekelijks in de teil want er was wel een badkamer in dat huis maar daar was het zo koud en in zo’n bad gaat zo veel water dat een teil voor de kachel gunstiger was. 
Nog weer later verhuisden we naar Ommoord, een nieuwbouwwijk. Van de woningbouwvereniging kwam een opzichter langs om te kijken of we geen asocialen waren. Mijn vader werd goedgekeurd en we mochten naar een eengezinswoning. Zo ging dat toen en we waren niet de enigen. Tienduizenden arbeiders/werknemers/ambtenaren verhuisden naar de buitenwijken. Omdat ze vluchtten voor de buitenlanders zoals nu wel eens wordt beweerd? Nee hoor, gewoon omdat ze een prettiger leven voor zichzelf en hun kinderen wilden. En dat betekende onder andere wonen in een huis met voor die tijd moderne voorzieningen, een voor- en een achtertuin en geen industrie om de hoek.
 
Verheffing van de arbeiders en materiële vooruitgang
 
Ondertussen groeiden wij, de kinderen, groter. Ik ging naar het gymnasium en ruilde die later in voor de HBS. Wat echter een constante was, was dat mijn ouders me stimuleerden om hoger onderwijs te volgen. Mijn vader had zelf niet meer dan de ambachtschoool en wilde dat zijn kinderen verder zouden komen. Mijn opa die al op zijn 12 bij een baas was gaan werken,  bestookte me met boeken zoals de Gouden Horizon Encyclopedie die ik in delen van hem kreeg.
 

 

Een mooi middel tot verheffing
 












En zo was de hele sfeer in de maatschappij. Iedereen in het onderwijs, in het clubhuis, in de familie en waar dan ook promootte dat arbeiderskinderen zich zouden ontwikkelen. Was er vroeger misschien wel eens een houding vanuit bijvoorbeeld de kerk geweest van ‘als jij ze arm houdt, dan houd ik ze dom’ (hiervan zou ik trouwens wel eens een bronvermelding willen zien) dat was nu zeker niet meer het geval. Het laat negentiende eeuwse verheffingsidee doordesemde de hele maatschappij.
Mijn ouders met niet veel opleiding wisten perfect wat goed was voor hun kinderen: duidelijke opvoedregels en een goede opleiding. En dat was een breed gevoel in die jaren. Ik herinner me dat ik op mijn 17e vage plannen had om met school te stoppen. Lekker van de HBS af. Werken in de haven tussen de stoere mannen en geld verdienen. Hoe mijn ouders hierover dachten, hoefde ik niet eens te vragen. Maar een neef met wie ik op voetbal zat, verklaarde me voor gek en ook de mannen van het bedrijf in de Botlek waar ik een vakantiebaantje had, vroegen of ik van de pot gepleurt was. Ik kon beter en moest die kans grijpen, vond iedereen. 
Ik was gelukkig gauw overtuigd. Grote delen van de groepen die moesten worden verheven, zagen dit inmiddels ook in en daar hebben kinderen als ik de vruchten van geplukt. In 1972 begon ik namelijk als eerste in de familie aan een universitaire studie. Geschiedenis in Leiden en behoorlijk fanatiek actief in de studentenbeweging, op lokaal niveau via Stads- en muurkrant en was er ergens een demonstratie? In Kalkar, Nijmegen, Amsterdam, Utrecht of Doel? Sjaak stond vooraan. Heerlijk leven van een volledige beurs en met dat geld proberen de wereld te veranderen. Dat was een cadeautje dat veel van mijn generatie- en klassegenoten in de schoot geworpen kregen. Later heb ik als zelfstandig aannemer en kroegbaas trouwens weer flink wat geld in de belastingpot gestopt, maar dat terzijde.
Natuurlijk was het ook zo dat de ontwikkeling van de economie meer hooggeschoolden nodig had. Maar daar hebben wij dan toch maar mooi van geprofiteerd. En daardoor leiden velen van mijn generatie nu een heel ander leven dan onze ouders (en wijzelf dus ook) in de jaren vijftig-zestig. Ik ga als ik dat wil een paar keer per jaar op vakantie, heb een eigen huis, ga vaak uit eten, als de zon schijnt zitten we op een terras, als ik het koud heb dan gaat de cv aan, en douchen doe ik dagelijks. In een halve eeuw is er veel veranderd voor een jochie dat is geboren in een jaren vijftig Rotterdamse achterbuurt. En ik geloof niet dat ik de enige ben. Daarom kan ik soms behoorlijk boos worden als er in de politiek en de media wordt gesuggereerd dat de babyboomers de maatschappelijke rijkdom opeten en jongeren het nakijken hebben. Wij gingen in het begin nog zes dagen per week naar school, de eerste keer dat ik naar het buitenland ging was een dagje Antwerpen op mijn 16e en nu zie ik om me heen dat de nog ouderen maar ook veel leden van mijn generatie worden ingezet als goedkope oppas voor de mensen van de bakfietsgeneratie. Je weet wel, die mensen die een kind nemen, het ‘s ochtends in een bakfiets gooien en naar de buitenschoolse opvang (of opa en oma natuurlijk) brengen om aan de eigen carrière te werken en het kind dan weer ophalen om magnetronvoer te nassen. Of overdrijf ik? Nou dan, zo is het ook onzin om af te geven op ouderen die volgens de politieke goegemeente de pot verteren.
Natuurlijk bestaat er armoede. Armoede is namelijk een relatief begrip. Als je nu geen televisie of computer hebt, beschouwen we zo iemand als arm. En terecht. Het geeft echter ook aan dat armoede altijd bestaat omdat de normen veranderen en er naar anderen wordt gekeken. Vandaar dat er mensen met een auto hun pakket bij de voedselbank op kunnen halen en volgens de normen toch arm zijn. Maar het gaat ook om veranderingen in de tijd. 
Afgezien van hedendaagse problemen kunnen we toch wel stellen dat de mensheid er heel wat beter aan toe is dan een halve eeuw geleden. De kindersterfte is fors gedaald; in 1960 gingen er op deze aarde 20 miljoen kinderen voor hun vijfde verjaardag dood. In 2007 waren dat er nog 9,2 miljoen. Dat zijn uiteraard 9,2 miljoen te veel verschrikkelijke ervaringen voor de ouders, maar in breder perspectief is de kindersterfte dus enorm gedaald. En als we deze afzetten tegen de hele wereldbevolking dan is de kindersterfte nog maar iets meer dan een tiende van die in 1960. Een hele vooruitgang. Zo is het ook met de algehele levensverwachting. Toen ik werd geboren was de verwachting dat ik 70 jaar zou worden, een jongetje dat nu wordt geboren kan gemiddeld rekenen dat hij nog ruim 79 jaar meegaat. En die toename van de levensverwachting is al die jaren doorgegaan, of er nou een economische crisis was of niet. Maar wacht, er zijn toch verschillen tussen arm en rijk, mensen met alleen lagere school en universitair geschoolden? Dat is waar, maar voor alle groepen is de levensverwachting gegroeid. Hetzelfde geldt wereldwijd. Ondanks alle problemen neemt overal de levensverwachting toe.
Nou wil ik niet bagatelliseren dat er grote problemen zijn. Vaak zijn die problemen zoals honger trouwens het resultaat van politieke conflicten. Ik kan me nog de acties voor Biafra en Bangladesh herinneren, dus dat was toen al zo. Maar ja, voor de mensen die erdoor worden getroffen maakt dat niet veel uit. Honger is honger. Iets soortgelijks lijkt aan de hand met oorlogsdoden. We maken nu de verschrikkingen in Syrië dagelijks mee waar vele duizenden doden zijn gevallen, maar de trend over de afgelopen halve eeuw laat een gunstiger beeld zien.
Overigens is die recente ontwikkeling geen garantie voor de toekomst, dat begrijp ik ook wel. Wie in 1913 een soortgelijk overzicht had gemaakt, kwam een paar jaar later bedrogen uit. Dat er vooruitgang is, wil nog niet zeggen dat het een automatisme is. Iedere dag moet ervoor worden gewaakt. Dat laat de geschiedenis ook zien.
Iets dergelijks geldt voor de loonontwikkeling. Uit officiële statistieken blijkt dat de Nederlandse werknemers tijdens de crisis van de jaren 70-80 tientallen jaren op de minlijn hebben gezeten en tijdens de huidige crisis is dat weer het geval (ik kom hier in een volgende blog nog wel eens op terug). Dat is een kwestie van machtsverhoudingen in de maatschappij en werknemers en hun vakbonden moeten daarom waakzaam zijn. Maar zelfs zo’n nullijn betekent nog niet perse dat mensen er slechter van worden. Als de reële lonen in geldwaarde dalen, dan kan het nog steeds zo zijn dat door verhoogde productiviteit mensen meer waar voor hun geld krijgen. Gemiddeld hebben werknemers dus tegenwoordig een heel wat rijker leven dan in de jaren dat ik opgroeide. Dat was zelfs zo in tijden dat hun loon op de minlijn zat. Over het algemeen betekent dit natuurlijk wel dat de werkgevers er nog beter van zijn geworden. Geen gezeik iedereen rijker, maar het gevoel is niet goed want de rijken zijn nog rijker.
Alles bij elkaar kan ik dus – terugkijkend op een halve eeuw leven – niet anders concluderen dan dat we, ik in ieder geval en met mij zeer velen over de hele wereld, er flink op vooruit zijn gegaan.  
 
Toch heerst er onvrede
 
Als we zo’n grote materiële en veiligheidsvooruitgang achter de rug hebben waarom lijken veel mensen dan toch vaak zo ontevreden? Daar spelen misschien meerdere factoren een rol in.
Toen ik klein was verdiende in het gemiddelde gezin één persoon het gezinsinkomen, tegenwoordig zijn er twee of anderhalf voor nodig. Iets waar mijn vader trouwens in 1970 voor waarschuwde toen we discussieerden over de vraag of vrouwen meer moesten gaan werken. Hij was in dit opzicht een ouderwetse man die erop wees dat jarenlang in de kranten was gewezen op het afschrikwekkende voorbeeld van Rusland waar de vrouwen moesten werken. En nu zouden ze hier ineens ook bij een baas aan de slag moeten? Of zoals hij zei: ‘nu willen ze, en over een tijdje moeten ze om samen genoeg te verdienen.’ Hij had alleen ambachtsschool, maar blijkbaar een scherp economisch inzicht.
Maar er zijn meer dingen veranderd. Toen ik klein was, hing er bij veel voordeuren een touwtje uit de brievenbus zodat je makkelijk naar binnen kon. Ja, mensen dat was de grote stad anno 1960. Wie zou het nu nog durven? In het jaar dat ik werd geboren veroordeelden de Nederlandse rechters 39 personen wegens moord/doodslag; dat waren er in 2010 820.
De neiging die veel mensen spontaan hebben, is om de toename van het aantal moorden toe te schrijven aan de migranten. Inderdaad waren die er in 1954 niet zo veel, sterker nog in die jaren stimuleerde de overheid dat mensen juist emigreerden. Opgeruimd staat netjes want Nederland is vol en we hebben niet genoeg werk voor al die 10,5 miljoen mensen die er toen waren. Logisch dat er weinig immigratie was. In de stad merkte je uiteraard wel dat er meer mensen waren dan de blonde reuzen met blauwe ogen uit de Germaanse mythologie. Naast ons woonden enkele tientallen Ambonezen en in de klas hadden we een zwarte jongen (geen idee waar hij vandaan kwam, hij heette gewoon Henkie), maar daar keek eigenlijk niemand van op. We speelden gewoon met elkaar zoals kinderen dat doen. De migratie was nog steeds vooral naar buiten gericht zoals dat al sinds het begin van de eeuw het geval was geweest.
Maar daar kwam verandering in. Al aan het eind van de jaren vijftig (hetzelfde decennium waarin dus mensen werd geadviseerd hun heil elders te zoeken) kwamen de eerste gastarbeiders hierheen. Eerst Spanjaarden en andere Zuid-Europeanen, maar later ook van verder. Uit Marokko en Turkije. Tussen 1965 en 2012 immigreerden per saldo 375.000 mensen uit beide landen naar Nederland. Doordat zij hier ook gezinnen hebben gevormd wordt nu door het CBS wel berekend dat er 369.000 Marokkanen en 395.000 Turken van de eerste en tweede generatie wonen. Twee miljoen van de 16,8 miljoen inwoners van Nederland behoren volgens die cijfers tot de eerste en tweede generatie niet-westerse allochtonen. Een forse groep.
Maar verklaart die migratie de toenemende criminaliteit? Het is oude wijsheid dat criminaliteit onder migranten vaak hoger is dan onder de gevestigden. Een deel van hen ontwortelt en laat ook de eigen sociale normen en waarden vallen. Maar waarom de criminaliteitscijfers dan niet gelijkelijk en naar rato over de migrantengroepen zijn verdeeld? In ons land zijn het vooral Marokkanen en Antillianen die een verhoogde kans hebben om hetzij slachtoffer hetzij dader te zijn. Het relatief hoge aandeel van Antillianen wordt door onderzoekster Marion van San dan weer toegeschreven aan het machogedrag dat in de opvoeding wordt bevorderd. Religie speelt hier dus in ieder geval geen rol want Marokkanen zijn in meerderheid moslim en Antillianen christen.
Geen enkele verklaring is tot op heden afdoende getoetst, hoewel er ook wel een relatie tussen stijgende criminaliteit en televisie is gesuggereerd. Door de televisie hebben mensen weet van de rijkdom die anderen hebben en dat maakt jaloers en begerig. Zo luidt althans de verklaring voor de toenemende criminaliteit in de Verenigde Staten van Amerika. Die stijging volgde daar de invoering van televisienetten die niet voor alle Staten tegelijk plaatsvond.
Bij iedere verklaring geldt uiteraard dat het slechts een deel van het verhaal is. En we mogen nooit vergeten dat het veruit grootste deel van welke groep dan ook zich niet bezighoudt met moord of doodslag en criminaliteit in het algemeen. Dat maakt de verklaringen vanuit economische conjunctuur of armoede ook zo verdacht. Waarom doet de een het wel en de ander die in dezelfde omstandigheden leeft niet?  Een verklaring voor de bovenmatige criminaliteit onder bepaalde groepen heb ik niet, maar wel heeft deze ontwikkeling bij mij allerlei andere zekerheden ook weggehaald.
Het was vroeger namelijk allemaal zo duidelijk voor ons linkse studenten. We vonden het vanzelfsprekend dat sommige mensen crimineel zijn. Daarmee reageren ze op onderdrukking, armoede of racisme. Eigenlijk is het dus een beetje eigen-schuld-dikke-bult voor de slachtoffers. Waarbij wordt vergeten dat de meeste slachtoffers uit de eigen groep voortkomen. Juist omdat er zat mensen zijn die ook een armoede achtergrond hebben of een rotte jeugd hebben gehad maar toch niet crimineel zijn, vind ik die simpele sociaaleconomische verklaring niet meer acceptabel. Sommige burgers zijn vaker crimineel dan anderen. Misschien komt dat door biologische aanleg? Maar daarvan wilden we ook niet dat het werd onderzocht (de Buikhuisen affaire). Tegenwoordig vind ik dat criminaliteit moet worden aangepakt met alle de maatschappij ten dienste staande middelen. Waar mogelijk preventie en anders straffen. Simpel zat.
Er zijn mensen die het racistisch vinden om de etnische achtergrond van criminelen te benoemen. Daar kan ik in meegaan. Een eikel is een eikel en moet uitsluitend op dat eikelgedrag worden beoordeeld. Maar dan moet er ook geen doelgroepen beleid meer op basis van etniciteit worden gevoerd. Hooguit op sociaaleconomische positie, want arm is arm of je nou zwart of blank bent. Dus niet meer die zottigheid zoals nog niet zo lang geleden wel gebeurde dat mensen op hun afkomst werden beoordeeld en soms bevoordeeld. Ik heb voor een Marokkaanse buurman eens een brief van zijn advocaat vertaald. Wat was het geval? Zijn vrouw wilde van hem scheiden, maar zijn advocaat beriep zich in zijn verweer tegen de scheiding op de Marokkaanse wetgeving. Voor een Nederlandse rechter!
 
De grote mars door de instituten
 
Zou het kunnen zijn dat het loslaten van sommige normen en waarden te maken heeft met iets heel anders? De jaren van de toenemende migratie waren ook de jaren dat de mannen en vrouwen van mijn generatie en een slagje ouder hun mars door de instituten maakten. We hadden eerst hard geroepen dat alles anders moet, en kwamen vervolgens her en der aan de bak in beleidsfuncties, het onderwijs en stadsbesturen. Daar konden ze laten zien dat hun voorgangers het altijd fout hadden gedaan. Verheffing van de arbeiders? Welnee, wat een bijna analfabete medeburger vond, is toch zeker evenveel waard als wat een professor over hetzelfde onderwerp denkt. Ze zijn toch allebei mensen!
De taal goed leren? Hoezo, als je je maar verstaanbaar kunt maken. Probeerde de arbeidersbeweging vroeger haar leden maar eigenlijk de hele bevolking op het niveau van de maatschappelijke en culturele elite te brengen, nu werd dat ideaal verlaten. Alle opvattingen en ideeën werden als even waardevol gezien. Wil iemand niet meedoen aan hoe bepaalde normen en waarden zich hebben ontwikkeld? Ook goed joh, wat jij wilt. Typerend voor die houding was het overigens ook door mij prachtig gevonden nummer van Pink Floyd met de woorden ‘We don’t need no education, we don’t need no thought control.’ De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vroege SP dat toen scherp zag. In de Tribune werd er op gewezen dat dit makkelijk zingen was voor jongens die zelf goede opleidingen hadden gevolgd of waren begonnen. Maar wat met de kinderen uit de arbeidersklasse die geen carrière in de muziek konden maken?
Het zou trouwens nog gekker worden. Op een gegeven moment hoorde je mensen uit de gegoede burgerij zelfs een beetje liefdevol praten over ‘streetwise’ kinderen. Het leek bijna of ze die kinderen juist meer waard vonden. Brutaal, al licht crimineel, spijbelen, raar taaltje praten, het kon de dames en heren niet gek genoeg zijn. Hun eigen kinderen deden ze natuurlijk bij voorkeur op het categoraal gymnasium. In plaats van die streetwise kinderen in het juiste spoor te krijgen zoals het oude verheffingsideaal luidde, werden ze aan hun lot overgelaten. Dat hele cultuurrelativisme heeft mij ook wel een tijdje in haar greep gehad, maar inmiddels denk ik dat degenen die daar het meest de dupe van zijn de mannen en vrouwen, jongens en meisjes zijn die niet de kans hebben om buiten hun eigen kring te kijken. Natuurlijk speelt bij sommige cultuuruitingen smaak een rol, maar ik denk tegenwoordig toch dat een compositie van Tsjaikovski hoger staat dan het gejatte kattengejank van Hazes al schijn je van dat laatste ook te kunnen genieten. Iets soortgelijks geldt voor de vraag of meisjes onderwijs mogen volgen of niet. Daar is maar één antwoord op mogelijk. Punt uit. Iedereen die vindt dat ze dat niet mogen staat op een lagere evolutionaire trede. Over besnijdenis van meisjes wil ik het dan niet eens hebben. En nee dat is niet te vergelijken met de vrijwillige aantasting van het menselijk lichaam die meisjes op grond van een schoonheidsideaal ondergaan. Die zijn stom, maar niemand dwingt ze. De meisjes die op zeer jonge leeftijd tot bloedens toe worden besneden, hebben geen keus. En dat hadden we nooit mogen vergoelijken met het feit dat dit nou eenmaal bij ‘hun’ cultuur hoort. Het is al erg genoeg dat die cultuur in sommige landen dominant is. Het idee dat alle culturen dezelfde waarde hebben, heeft meer kwaad gedaan dan het oude paternalisme van mensen die de minder bedeelden wilden verheffen.
 
 
Afscheid van absolute waarheden
 
Dit gezegd hebbende komt er wel een probleem voor mij persoonlijk om de hoek. Het lijkt nu namelijk alsof ik denk dat er absolute waarheden bestaan omdat ik de ene waarheid hoger stel dan een ander idee. Toen ik jong was ben ik opgevoed met de absolute zekerheden van de katholieke kerk. Waartoe zijn wij op aarde? Om God te dienen en in het hiernamaals gelukkig te worden. Dat was nog eens duidelijk. Daarna raakte ik via de Oranje Vrijstaat in de kringen van het maoïsme verzeild (hoe is het mogelijk, van vrijheid-blijheid naar kadaverdiscipline). Daar waren de zekerheden ook ruim voorhanden. De absolute waarheden van Marx-Engels-Lenin-Stalin en Mao zorgden weer voor duidelijkheid. Het idee was simpel: We wonen hier in een kapitalistische rot wereld, maar in China is men onder leiding van de communistische partij tenminste het ware socialisme aan het opbouwen. En dat mag wat kosten, ook aan mensenlevens.
Al na korte tijd raakte ik ervan overtuigd dat het alles in dienst stellen van een betere wereld slechts kan leiden tot terreur. Filosofisch vond ik al gauw (zeker na het lezen van het prachtige boek Dialectiek zonder dogma van de Oost-Duitse chemicus Robert Havemann) dat absolute zekerheden niet bestaan. Dus weg met alle gedoe over een partij die namens de werkende mensen de macht over wil nemen en vervolgens alle tegenstanders om zeep mag helpen voor het hoge doel van het socialisme. Ook de gedachten van de tijdens een interne partijstrijd aan de kant gezette Trotzki deden er voor mij niet meer toe. Wel bleef ik ervan overtuigd dat er heel veel onrechtvaardige verhoudingen bestaan die moeten worden veranderd. Een deel van die strijd wordt in de klaslokalen gevoerd. Slimmere mensen verdienen meer, leven langer en zijn misschien ook wel gelukkiger. De linkse goegemeente moet volgens mij het verheffingsideaal weer omarmen. Niet om absolute waarheden in de mensen te proppen, maar om duidelijk te maken dat veel zaken relatief zijn. De mensheid is juist gebaat bij relativering en twijfel maar om dat in te zien is kennis nodig.
Mijn huidige twijfel heeft ook te maken met het feit dat dingen altijd anders lijken uit te pakken dan ze zijn bedoeld. Ik weet nog dat we in de studentenbeweging streden voor een studie in dienst van het volk. Het moest afgelopen zijn met het gehobby van professoren die maar onderzoek deden naar wat ze toevallig leuk vonden. Nee, de universiteit moest maatschappelijk relevant worden. Wij vonden dat onderzoek en onderwijs ten dienste moesten staan van de strijd van het volk voor een rechtvaardiger wereld. Nou, we hebben onze zin gekregen. Tegenwoordig is Valorisatie het toverwoord bij de toekenning van geld voor onderzoek. Alleen betekent het in de praktijk vooral dat universitair onderzoek moet aansluiten op de wensen van het bedrijfsleven. Maar onze maatschappelijke relevantie hebben we gekregen. En zo pakt een goed bedoeld idee heel anders uit dan de bedenkers voor ogen stond. Jammer dan, maar wel leerzaam. Waak u voor mensen die het allemaal zeker weten want aan het eind van de rit klopt er niet veel van.
Toch bleef ik lang in de stand staan dat wat mijn geestverwanten beweerden waar was. Inmiddels stel ik vraagtekens bij alle onheilstijdingen. Gaat de wereld aan opwarming ten onder? Maar in het verleden is het toch zowel veel kouder als veel heter geweest? Toch bestaat de wereld nog. Is straling echt zo gevaarlijk dat we moeten protesteren tegen zendmasten? Maar waarom loopt iedereen, ook de actievoerder dan de godganse dag met een mobiel aan het oor? Is het voedsel slechter dan vroeger? Waarom leven we dan langer en geloof je nou echt dat de slager die met zijn handen in het gehakt staat te graaien hygiënischer werkt dan de industrie? Is de zorg slechter dan ooit? Toen mijn moeder in 1966 overleed, lag ze op een ziekenhuiszaal met 19 andere vrouwen. Wie kan mij een hedendaags ziekenhuis met zulke grote zalen aanwijzen? Toen in die jaren mijn tante Marie en ome Jan naar een bejaardentehuis gingen, moesten ze apart gaan slapen op zalen. Waar gebeurt dat nu? En waar zijn de plannen om dat weer in te voeren? Mijn vader is een paar jaar geleden overleden. Hij ging naar een tehuis voor mensen die nog maar een paar weken te leven hebben. Daar heeft hij acht maanden gelegen, in een eigen kamer, maar ik heb nooit gehoord dat hem werd gevraagd op te krassen. Toen ik twee jaar geleden medicijnen nodig had waarmee in een klap mijn jaarpremie was besteed, werden deze gewoon verstrekt.
 
Half vol of half leeg
 
Denk ik inmiddels dat er geen problemen meer zijn en alles koek en ei is? Nee hoor, ik zie zat problemen. Grote en kleine. De veiligheid in de voedselindustrie staat voortdurend onder druk als er geen goede controle is omdat het de producenten natuurlijk in de eerste plaats om geld verdienen te doen is. Dus als ze niet worden gedwongen, keren ze zomaar terug naar de negentiende eeuwse knorren die aangespoelde kadavers door het gehakt maalden. Ook zijn er problemen met de integratie van groepen migranten en het heeft weinig zin om tegen de mensen die deze problemen ondervinden te zeggen, dat het probleem over drie generaties over is. Daar hebben zij niets aan. Problemen moeten nu worden aangepakt in het belang van de mensen die nu leven. Dat geldt ook voor criminaliteit. Het lijkt wel eens de omgekeerde wereld. Als iemand slachtoffer is, wordt nogal eens gezegd ‘ja, had je maar je deur op slot moeten doen, je fiets vast moeten zetten of niet zo’n kort rokje moeten dragen.’ Zou het niet een betere reactie zijn om te zeggen: ‘inderdaad ze moeten van je spullen en lijf afblijven’?
Als ik lees hoe de inkomens en vermogens in de wereld zijn verdeeld, dan zijn er ook op dat gebied nog heel wat stappen te zetten. Overigens zijn veel linkse politici op dit gebied dan wel weer ongelofelijke lafbekken. Schelden op grootverdienende bankiers en managers doen ze met plezier. Maar wie durft hetzelfde te zeggen over de handelaren in brood en spelen, de topsporters of artiesten? Nee, dan houden ze hun mond want het kiezersvolk zou wel eens kunnen gaan morren. Ik heb die zetelangst gelukkig niet dus ik kan vrijuit zeggen dat er een eind moet komen aan de ongelijke verdeling van inkomens en vermogens voor zover die het resultaat van hard werken te boven gaat.
Maar dat neemt allemaal niet weg dat ik denk dat de wereld enorme sprongen vooruit heeft gemaakt tijdens mijn leven. Die vooruitgang is trouwens voor een deel (hoe groot is moeilijk te meten) het resultaat van de strijd van miljoenen voor een beter leven. Iets om trots op te zijn voor vakbonden en actiegroepen. Er is veel vooruitgang geboekt, laten we daar blij om zijn en eraan werken dat het nog beter wordt. In een hoek gaan zitten jeremiëren dat we met zijn allen te gronde gaan heeft niet zoveel zin. Trots en met erkenning van wat we als mensheid allemaal hebben bereikt zou ik zeggen dat we verder vooruit moeten gaan. Zoals die bolle pad altijd schrijft: ‘het leven is mooi’ en ik zou willen zeggen ‘het glad is halfvol, laten we het verder vullen’.
 

 

Categories: Vragen van deze tijd